Station: [4] De Dülmener-paarden


F: Ze staan te boek als goedmoedig en ijverig. Als intelligent en leergierig. Ze zijn energiek maar toch ook uitgebalanceerd. Temperamentvol maar niet kwaadaardig. 

M: Enig idee welk paardenras we hier kunnen bedoelen? 

F: We hebben het over de Dülmener-paardjes. Tot in de 19de eeuw leefden in Westfalen grote kuddes paarden in het wild. Het is niet duidelijk waar deze dieren vandaan kwamen.

M: Maar één ding is zeker: één van deze kuddes heeft weten te overleven – en dat zijn de ‘Dülmener Wildpferde’. De oerpaarden zijn in 1316 voor het eerst in een officieel stuk genoemd en staan te boek als het oudste paardenras in Duitsland. 

F: Al is de Duitse naam ‘Wildpferde’, de Dülmener-paardjes zijn niet echt wild. Wilde paarden zijn in Europa al eeuwenlang uitgestorven. De Dülmense kudde is een kruising tussen wild en gedomesticeerd. In de loop der tijden zijn er telkens kruisingen geweest tussen paarden van de wilde kudde en getemde paarden, bijvoorbeeld paarden die waren weggelopen uit het leger. 

M: Al zijn de paarden van Dülmen dan wel geen echte wilde paarden, uit genetisch onderzoek is toch gebleken dat ze wel een relatief hoog percentage wilde genen hebben. Dat is ook zichtbaar in hun uiterlijk: de aalstreep over de rug bijvoorbeeld is een overblijfsel van primitieve vachtkleur.    

F: Aanvankelijk leefden de kuddes in het laagveengebied en de beekdalen van Westfalen. Toen steeds meer veen werd drooggelegd werd hun leefgebied telkens kleiner. De kudde dreigde uit te sterven. Daarom liet hertog Alfred von Croÿ  in 847 de laatste 20 paarden vangen en overbrengen naar een natuurreservaat van 33 hectare: de moerassige Merfelder Bruch bij Dülmen.

M: Om de genetische diversiteit te behouden was het vroeger gebruikelijk om oorspronkelijke rassen in te kruisen in de kudde. Met name Mongoolse en Exmoor pony’s. Sinds de jaren 1950 gebruikt men daarvoor uitsluitend konikhengsten uit Polen. Op dit moment telt de kudde zo’n 300 dieren en het gebied waar ze vrij mogen rondlopen werd uitgebreid naar 300 hectare. 

F: In het losloopgebied zijn de paarden grotendeels aan zichzelf overgeleverd. Maar één keer per jaar vindt er een groot spektakel plaats - elke laatste zaterdag in mei. Dan komen de ‘paardenstrikkers’, vaak jonge mannen uit de omgeving, die de eenjarige hengsten uit de kudde vangen. Het schouwspel en het veilen van de gevangen paarden trekt veel bekijks – soms wel 15.000 toeschouwers! 

M: Vanaf 1850 werd het gebruikelijk om de hengsten als ze waren gevangen een brandmerk van Von Croÿ te geven. Dat brandmerk is hier in de vitrine te zien. Gelukkig worden er tegenwoordig wat zachtere methoden gehanteerd. Sinds 2011 worden de dieren niet meer gebrandmerkt maar krijgen ze een chip in hun oor. De Dülmener hengsten zijn vooral geliefd als pony’s om op te rijden en als koetsdier. 

 

 

© Gitta Gesing

© Jürgen Peperhowe

© Gitta Gesing

© Westfälisches Pferdemuseum